Der grootheid [29]dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op [30]den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken [31]met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. [32]De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen.
29. Te weten die op den schouder van den Messias zal gelegd worden.
30. Als zijnde een rechte erfgenaam deszelven, en welke hem beloofd en toegezegd is; 2 Sam.7:12; Luk.1:32,33. Hij heeft het tijdelijk koninkrijk veranderd in een geestelijk en eeuwig; Joh.18:36.
31. Want Hij straft alle ongerechtigheid, en bemint en bewaart de vromen.
32. Dien Hij heeft over zijne eer en over de zaligheid zijner uitverkorenen. Zie de aantekening 2 Kon.19:31.